Een bekend spreekwoord uit de Nederlandse taal luidt: “Je bent zo sterk als je zwakste schakel.” En veel in onze maatschappij lijkt hier ook op ingesteld te zijn. Zo krijg je bijles wanneer je voor wiskunde wat minder goed presteert en werken veel triatleten extra hard aan één specifiek onderdeel omdat ze dat het minst beheersen. Veel sporters zijn dagelijks bezig met het verbeteren van hun zwakke(re) punten. Maar is dit de manier? Ben je zo sterk als je zwakste schakel? En in hoeverre zou je je daar als sporter op moeten focussen?
ZO STERK ALS JE ZWAKSTE SCHAKEL?!
Misschien blijkt uit het feit dat ik deze vraag centraal zet al dat ik het niet zo eens ben met dit spreekwoord. Maar een spreekwoord is maar een spreekwoord. Waar ik vooral moeite mee heb is de manier hoe we in het dagelijks leven over het algemeen omgaan met zwakkere schakels. En hoe dit spreekwoord in de praktijk eigenlijk waarheid wordt. De focus ligt namelijk heel vaak op datgene wat een individu net iets minder goed kan. Wanneer je op je rapport voor alle vakken een 7,5 staat maar voor wiskunde een 5 wordt er vaak gekeken naar die 5. Om vervolgens te kijken naar hoe je er nu voor kunt zorgen dat je van die 5 een voldoende kan maken.
Natuurlijk snap ik dat deels. We hebben nu eenmaal ook een bepaald systeem ontwikkeld waarin we met zijn allen hebben afgesproken dat een 5 onvoldoende is. En dat je voldoendes nodig hebt om te slagen etc.etc. Maar zou het niet veel beter zijn ons te focussen op datgene wat ons ligt? Om te focussen op waar we goed in zijn en wat we waarschijnlijk ook een stuk leuker vinden?
Perfectie bestaat niet
Als er iets is dat ik de afgelopen jaren heb geleerd is het wel dat perfectie niet bestaat. Je kunt simpelweg niet overal goed in zijn, laat staan perfectie creëren op meerdere vlakken. Maar je kunt ergens in uitblinken zonder het perfect te beheersen! Je kunt de beste ter wereld zijn in een bepaalde sport zonder op elk specifieke onderdeel de beste te zijn. Denk maar eens aan de meerkamp in de Atletiek. Maar ook bij sporten zonder verschillende onderdelen kan dit. Er bestaan razendsnelle hardlopers zonder de perfecte looptechniek, zwemmers met Olympische sprinttitels en een matige onderwaterfase en Tour winnaars die moeite hebben met tijdrijden. Het gaat namelijk uiteindelijk altijd om het totaal.
Waar het naar mijn mening vaak fout gaat is wanneer we ons teveel focussen op dat ene onderdeel of vak dat we net iets minder goed beheersen.
Focus op je sterke schakels
Grote kans dat je van die 5 voor wiskunde een 7,5 maakt wanneer je daar maar hard genoeg voor werkt. Maar als je ergens simpelweg geen aanleg voor hebt, iets vreselijk stom vind of het gewoon echt heel lastig vindt dan kost dat enorm veel tijd en energie. Bovendien raak je snel gefrustreerd en moe van werken aan iets dat lastig gaat. Het kost heel vaak (negatieve) energie en tijd. Die tijd kan je ook in het nóg beter maken van je sterkere schakels stoppen.
Veel bedrijven, scholen, ouders en sportcoaches richten zich in het proces van het beter maken van hun bedrijf, scholier, kind of atleet op die ene 5 op dat rapport. Je kunt daarin meegaan en je op het verbeteren van die zwakke schakel richten. Maar waarom zou je? Het gaat je hoe dan ook veel energie en tijd kosten. Die tijd en energie kan je niet in andere vakken, onderdelen of taken stoppen waardoor het niveau in totaal zelfs kan dalen. Zou er op het vlak van sterke punten niet veel meer winst te behalen zijn?
Te simpel om waar te zijn?!
Als je ergens goed in bent, aanleg voor hebt en/of plezier in hebt dan is het ook veel makkelijker om daar nóg beter in te worden. Met veel meer gemak en plezier zou je van je 7,5 die je al hebt staan ook een 9,5 of 10 kunnen maken door je te focussen op datgene wat je al goed kunt en waar je waarschijnlijk ook meer plezier uithaalt. Het is niet voor niets dat datgene wat je leuk vindt toevallig meestal ook hetgeen is waar je goed in bent. Bovendien trekt hetgeen je minder goed kan vaak ook van zelf bij als je je focust op de dingen die wel goed gaan. Focus je daar op.
Als je ergens minder goed in bent kun je daar keihard aan werken om het alsnog op een gemiddeld of net boven gemiddeld niveau te krijgen. Maar de beste ga je op dat onderdeel vaak niet worden. Maar wanneer je werkt aan iets dat je al goed kunt zul je echt kunnen gaan uitblinken en misschien ergens wel de beste in worden. En het gekke is dat wanneer dat gebeurt je eigenlijk niemand meer hoort over die zwakkere schakels. Er zijn Olympisch kampioenen die als laatste weg zijn bij de start maar zo’n sterke eindsprint of techniek hebben dat ze alsnog winnen. Het gaat namelijk altijd om het totaalplaatje. Kun je minder goed fietsen als triatleet, dan zul je harder moeten zwemmen en lopen. Het klinkt bijna te simpel om waar te zijn, maar zo werkt het vaak wel.
Twee voorbeelden uit de sportpraktijk
Veel voetbalclubs wilde Messi vroeger niet hebben omdat hij zo klein was. Maar nu hij één van de beste voetballers allertijden is hoor je niemand meer over zijn lengte (in negatieve zin). Wat voor velen werd gezien als zijn ‘zwakke schakel’ (zijn lengte) daar kon hij weinig aan doen. Hij probeerde nog wat met groeihormonen maar het was lastig (of in zijn geval eigenlijk onmogelijk) om van deze 5 een 7 te maken. Hij had de handdoek in de ring kunnen gooien. Maar waar hij zich vooral op heeft gefocust is op datgene wat hij wel goed kon: dribbelen en technisch goed voetballen. En uiteindelijk kun je dan ondanks zo’n vooroordeel als ‘té klein voor de wereldtop’ alsnog uitblinken en zelfs de beste speler ter wereld worden.
Een ander voorbeeld vind je in het zwemmen. Pieter van den Hoogenband was relatief gezien een trage starter en keerder. Wel veroverde hij meerdere keren op rij de wereldtitel op de 100 meter vrije slag. En dat terwijl hij het opnam tegen op dat moment één van de snelste starters ter wereld. Maar omdat hij technisch en fysiek kon zwemmen als de beste en zich daar meer op richtte werkte het in totaal.
Werk aan je zwakke schakels, werk nog harder aan je sterke schakels
En zo zijn er nog tal van voorbeelden van topatleten maar ook amateur sporters die ergens in de uitvoering van hun sport ook een zwakkere schakel hebben. Zolang die schakel niet zo zwak is dat het de uiteindelijke prestatie echt in de weg staat kun je alsnog prima presteren. Soms moet je die zwakke schakel zien als een gegeven. Accepteer het, werk eraan maar staar je niet blind op je zwakke schakels. Dat gaat frustreren en kost teveel energie. Het geheim is denk ik dat je je bewust moet zijn van je zwakke schakels. Op regelmatige basis aan die zwakke schakels moet werken om die te verbeteren en zo sterk te maken als mogelijk. Maar dat je je vooral bewust moet zijn van je sterkere schakels en daar de focus op moet houden. Werk nog harder om die sterke punten nóg beter te maken. Niet alles hoeft perfect te zijn. Je bent zo sterk als alle schakels van je ketting bij elkaar!
—
Suzanne
Meer sportieve content en andere artikelen op het gebied van gezond leven? Volg mij ook op op Instagram en Youtube !
Zie ook: DE PARADOX VAN TEGENSLAG IN DE SPORT
BETER LEREN ZWEMMEN? DAT KAN MET MIJN BOEK ‘ZWEM.’ BESTEL HIER